Bushido Kwai Wondelgem

(klik op naam voor startprogramma)

 
 

 

lesgevers

trainingsuren

programma

historiek

ledenlijst

jeugdleden

foto's

links

Ga naar Bushido Kwai Wondelgem - Aikido Ga naar Bushido Kwai Wondelgem - Jiu Jitsu Ga naar Bushido Kwai Wondelgem - Eskrima Ga naar http://www.Bushido-Kwai.be Ga naar http://www.Bushido-Kwai.be
 

Wet op zelfverdediging
Inschrijvingsdocumenten
Clubreglement

 
 

Wettige zelfverdediging
                 

Begrippen

     

Zoals zelfs de beste foto van een schone vrouw nauwelijks enige kijk geeft op de werkelijke schoonheid dezer vrouw, die zich gracieus beweegt, die nu eens verlangend kijkt, dan weer glimlacht, zo doen ook de vernuftigste theorieën over het verschijnsel dat in het recht bekend staat als wettige zelfverdediging, nog altijd tekort aan de eindeloze verscheidenheid, waarin dat verschijnsel zich in werkelijkheid voordoet. (Bronkhorst)

      

1)    Situering van de rechtsfiguur “wettige zelfverdediging”
 

Wettige verdediging is een rechtvaardigingsgrond.
 

Ons strafrecht is een een schuldstrafrecht, dit wil zeggen dat naast de daad,            materieel bestanddeel genoemd, ook een zeker bewustzijn in hoofde van de dader moet bestaan, psychologisch bestanddeel genoemd.
 

Als beide verenigd zijn, dus als iemand welbewust de strafwet overtreedt, spreken wij  van een misdrijf.
 

Er zijn echter bijzondere omstandigheden welke de gepleegde feiten het karakter van misdrijf ontnemen.


Die omstandigheden noemen wij rechtvaardigingsgronden.
 

De rechtvaardigingsgronden zijn door de wet of het recht erkende omstandigheden, waardoor het wederrechtelijk karakter  van de gestelde daad opgeheven wordt, waardoor deze daad dus geoorloofd is.

Door de rechtvaardigingsgronden is het gepleegde
feit geen misdrijf meer, daardoor zullen de personen die hebben deelgenomen aan de feiten niet strafbaar zijn.

      

2)    Opsomming van de rechtvaardigingsgronden
 

2.1.    Gebod van de wet en bevel van de overheid.


Wordt geregeld door art. 70 S.W.B.:

 

“Er is geen misdrijf wanneer het feit door de wet is voorgeschreven en door de overheid bevolen is”
 

Vb.: De opgevorderde slotenmaker die een deur openbreekt opdat een huiszoeking zou      kunnen verricht worden.
Vb.: Bij voltrekken terdoodveroordeling is de beul niet schuldig aan moord.

 

2.2.    De wettige verdediging.


(Zie 3)


2.3.    De noodtoestand.
 

Dit is de enige rechtvaardigingsgrond die niet bepaald is bij de wet, maar die ontstaan is in de rechtspraak.
 

De noodtoestand is de situatie waarin een persoon verkeert, die gesteld tegenover een voor hem of voor derden ernstig en dringend kwaad, de bepalingen van de strafwet schendt ten einde rechtsbelangen of rechtsgoederen te vrijwaren die hij gerechtigd was of tot plicht had boven anderen te stellen.
 

Vb.: Brandweerman die om personen en/of goederen te beveiligen, die door brand worden bedreigd, de afsluiting van een naburig gebouw beschadigt of vernielt.

 

Opm.: Het is vanuit het begrip noodtoestand dat het aanwenden van geweld door politieambtenaren tegen personen mits wettige redenen gerechtvaardigd kan worden geacht.

         
De betekenis en de draagwijdte van het begrip “wettige reden” kunnen niet beperkt worden tot het enkel geval van wettige verdediging; doch alle rechtvaardigingsgronden komen hiervoor in aanmerking.
 

Vb.: Geweld gebruiken om inlichtingen te verkrijgen die personen het leven kunnen redden.

(D=Haenen J.: het gebruik van vuurwapens tegen personen door de politie bij de bestrijding van criminaliteit. R.W. 1968-69, 241-254)

      

3)    De wettige verdediging of wettige zelfverdediging.

Dit is het recht tot afweer van onrecht, dit is een rechtvaardigingsgrond die als het ware een overblijfsel is uit de oertijd.
 

Deze rechtsfiguur wordt door sommige rechtsgeleerden niet alleen aanzien als een recht maar zelfs als een plicht gefundeerd op het sociale belang en de verdediging van de maatschappij.
 

3.1. Toepasselijke wetteksten.
 

Art. 416 S.W.B.: 

“Er is noch misdaad noch wanbedrijf wanneer de doodslag, d
e verwondingen en

de slagen geboden zijn door de ogenblikkelijke noodzaak van de wettige verdediging van zichzelf of van een ander”.


Art. 417 S.W.B.:

Onder de gevallen van ogenblikkelijke noodzaak van de verdediging worden de twee volgende

gevallen begrepen:

a) Wanneer de doodslag gepleegd wordt, wanneer de verwondingen of slagen toegebracht worden bij het afweren bij nacht van de beklimming of de braak van de afsluitingen, muren of toegangen van een bewoond huis of appartement of de aanhorigheden ervan, behalve wanneer de dader niet kon geloven aan een aanranding van personen, hetzij als rechtstreeks doel van hij die poogt in te klimmen of in te breken, hetzij als gevolg van de weerstand welke diens voornemen mocht ontmoeten;
 

                    b) Wanneer het feit plaats heeft bij het zich verdedigen tegen de daders van diefstal of plundering die met geweld tegen personen wordt gepleegd.


Opm.: Doodslag, slagen of verwondingen tegen een inbreker bij dag wordt niet gerecht-vaardigd door art. 417 S.W.B., wel zal niet de gewone straf uitgesproken worden omdat men de omstandigheid zal kenmerken als een strafverminderende verschoningsgrond.
 

3.2. Algemene voorwaarden voor de wettige verdediging.
 

Opdat iemand die een misdrijf heeft gepleegd de wettige verdediging zou kunnen inroepen om zijn gedraging te rechtvaardigen en het strafbaar karakter ervan aldus te doen wegvallen, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:
 

3.2.1. De aanranding moet gericht zijn tegen personen.
 

De rechtvaardiging kan ingeroepen worden zowel voor de eigen verdediging als voor de verdediging van eigen personen. Wettige zelfverdediging kan ook aangewend worden bij de verdediging tegen aanvallen op de persoonlijke vrijheid of bij bescherming van de eerbaarheid.
 

De bescherming van goederen valt buiten het toepassingsveld van de wettige verdediging.

Het geval van art.417
S.W.B. is geen echte uitzondering aangezien wij altijd moeten kunnen geloven in een aanval tegen personen, het geval van art. 417 laat enkel een vermoeden van noodzakelijkheid van afweer rijzen.

 

3.2.2. De aanranding moet wederrechtelijk zijn.
 

Zo kan de aanrander die op weerstand stuit van de aangerande persoon zelf geen wettige verdediging inroepen tegen het slachtoffer dat zich verzet.


Men is evenmin gerechtigd zich te verweren tegen het rechtmatig optreden van de overheidsagent, vb. bij  uitvoering van een bevel tot aanhouding of tot medebrenging.
 

Wel wordt verzet tegen onwettige handelingen van de overheid aanvaard, wanneer deze handelingen kennelijk onwettig zijn.

   

3.2.3. De aanranding moet ogenblikkelijk zijn.
 

Dit omvat de aanval die zich aan het voltrekken is of deze die onmiddellijk dreigend is.
 

Daarentegen is er geen wettige verdediging wanneer een toekomstig of een eventueel gevaar betreft noch als  de aanranding reeds afgelopen is.

  

3.2.4. Het verweer moet noodzakelijk zijn.
 

Het is niet vereist dat de aanranding levensgevaarlijk zou zijn, toch moet zij voldoende ernstig zijn om een onmiddellijk en gewelddadig verweer als noodzakelijk te doen voorkomen.

Voorts mogen er voor de aangevallene in redelijkheid geen andere wegen open staan dan een gewelddadige verdediging. Indien de aangerande persoon tijdig beroep kan doen op hulp van de overheid, zou de noodzaak van een ogenblikkelijk  verweer eventueel in twijfel kunnen getrokken worden, men is echter niet verplicht te vluchten, ook al was dit mogelijk.

    

3.2.5. De afweer moet in verhouding staan tot de aanval.
 

De verdediging door bijv. doding, wanneer redelijkerwijze lichte verwondingen hadden volstaan is niet noodzakelijk.

Deze verhouding niet in acht nemen komt neer op rechts misbruik en houdt zelf een aanval in.
 

Die evenredigheidseis moet echter met realiteitszin beoordeeld worden. Alleszins kan de onrechtmatigheid van de aanranding als verzachtende omstandigheid of als verschonings-gronden gelden voor diegene die het evenredigheidsprincipe zou miskend hebben.
 

Bovendien zal alleen de manifeste en ondubbelzinnige wanverhouding in de praktijk tot strafvervolging geven.

       

4)     Opmerking tot besluit.
 

Als men getuige is van een aanval tegen personen, is men uiteraard niet verplicht met gevaar voor eigen leven tussenbeide te komen.

Deze misvatting die vrij algemeen verspreid is komt hoogst waarschijnlijk voort uit het feit dat

de wet een verplichting tot hulp inricht. Doch onder hulp kunnen wij ook bijv. de politie-diensten verwittigen rekenen.
 

Anders maakt men zich schuldig aan “schuldig verzuim”, hetgeen aanleiding kan geven tot strafvervolging.